Città over het Knechtjeshuis, gesticht door de zus van Gilbert van Schoonbeke

Van straatarm knechtje tot diamantslijper. Studenten welkom vanaf academiejaar 2022-2023 begint de grote verbouwing.

Hoog tijd dus om het zogenaamde Knechtjeshuis nog eens in volle glorie te aanschouwen. Het gebouw heeft een geschiedenis om u tegen te zeggen. En dat is er – eerlijk gezegd – momenteel ook wel aan te zien. Maar wie door half gestripte muren en afgeschraapt bezetsel kan kijken, ziet er met wat verbeelding zo de knechtjes nog rondlopen. De kansarme jongens die er in de zestiende eeuw terechtkwamen om een stiel te leren.

Het gebouw op de Paardenmarkt is eigendom van de stad Antwerpen. De Universiteit Antwerpen heeft het pand na de integratie van verschillende hogeschoolopleidingen in 2013 in erfpacht sinds 2017. Jarenlang hebben de industrieel ingenieurs er les gevolgd en binnenkort is het de beurt aan de studenten productontwikkeling. Die verhuizen in het academiejaar 2022-2023 van de Mutsaardstraat naar het ‘nieuwe’ Knechtjeshuis. De architecten in spe op de Mutsaardsite krijgen dan meer ruimte.

In het voorjaar komt de sloophamer. Hoewel, veel gaat er niet tegen de vlakte. Het gebouw onderging een grondige studie, uitgevoerd door DMT architecten en MAAT_WERK architecten. De ontwerpers willen zo veel mogelijk werken met behoud van authentieke elementen van het beschermde gebouw dat veel nostalgie uitademt.

Alles begon in 1558. Een grote financiële schenking van Johanna van Schoonbeke, de zus van Gilbert van Schoonbeke die Antwerpen nota bene drinkbaar water schonk, liet toe dat de aalmoezeniers van het pand op de Paardenmarkt een opvangtehuis konden maken. Al van in de middeleeuwen was de ‘kamer van huisarmen’ de overkoepelende liefdadigheidsinstelling van de stad. Zij stelde de aalmoezeniers aan om kansarme jongens van straat te halen en hen een stiel te laten leren, zodat ze niet meer moesten leven van liefdadigheid. De jongens, tussen 12 en 25 jaar, werden opgevangen in het Knechtjeshuis en leerden er een ambacht. Vandaar ook de naam ‘knechtjes’ die een opleiding tot schoenmaker, kleermaker, bakker of lederbewerker volgden.

“Alle oude ambachten konden ze er onder de knie krijgen”, vertelt Sietske Van den Wyn-gaert (26) uit Ekeren. Zij ging op zoek naar de geschiedenis rond de knechtjes en verwerkt haar opgedane kennis in een doctoraatsstudie aan de Universiteit Antwerpen. Want ondanks de voorstudies door het architectenbureau is er van de aanwezigheid van de knechtjes weinig terug te vinden. “We weten dat ze eerst samen boven op de zolder sliepen en dat er in de achttiende eeuw celletjes zijn gebouwd aan een andere vleugel dan het voorste gebouw”, legt Eva Stoppie van MAAT_WERK architecten uit. Bronnen zeggen dat er telkens ongeveer honderd jongens in de instelling verbleven. “Er kwamen geregeld meldingen dat de omstandigheden waarin ze leefden, niet in orde waren. Daarom dat de aparte kamertjes later verdwenen zijn.”

Gezinsstructuur

“Ook al hadden ze vermoedelijk een zwaar leven, het was zeker niet alleen kommer en kwel in de instelling”, weet Sietske. “Er ontstonden mooie vriendschappen en er was een sterke band met de ‘moeder’ en de ‘vader’. De aalmoezeniers stelden een getrouwd koppel en een regent aan om een traditionele familiestructuur te creëren. In de bronnen vond ik een paar mooie verwijzingen. Zo werd knechtje Lambrecht ‘Lammeke’ genoemd, omdat ze hem zo graag hadden. Een ander knechtje vertrok om te gaan reizen en de ‘ouders’ vonden het jammer dat hij geen reisgeld had gevraagd. ‘Hij was zo goed van hart.’ ”

De knechtjes gingen na een tijdje inwonen bij hun leermeesters, dus was het belangrijk dat ze regels meekregen. Uiteraard werd er kattenkwaad uitgehaald. “De jongens moesten dan vergiffenis vragen aan de regent en de ‘vader’. Ze werden ook publiekelijk gestraft in de refter en kregen dan alleen water en brood.” Daarom was er een uitgebreide ordonnantie met de regels. Enkele opmerkelijk passages uit de het document van 1614: ‘voor alle jongers, soo groot als kleyn, woonende in ’t Godtshuys van Antwerpen, ghenaempt het Knechtkens huys. Niemandt en sal onder den dienst Godts clappen, spelen, lachen, eenighe historiën oft clapboecken te lesen, in malckanders boeck oft beeldekens te kijken’. Na het ochtendgebed en ontbijt gingen de jongens werken. Niemand mocht vertrekken ‘ongekamd, sonder wasschen aensicht en handen, ende met onghespoelden mondt’.

Maar hoe kwamen die jongens in het vizier van de aalmoezeniers? “Het ging om een allegaartje van jongens wiens ouders niet voor hen konden zorgen”, gaat Sietske voort. “Een paar voorwaarden waar ze aan moesten voldoen: katholiek zijn en de basisgebeden kennen, de Pater Noster en het Ave Maria. Hadden ze schurft, dan kwamen ze niet in aanmerking.” Ooit beschreef een Oudnederlandse tekst, gebrand in een centraal geplaatst glasraam in de instelling, dat het Knechtjeshuis een werkhuis was: ‘Dit werckhuis helpen stichten seere excellent om aerme jongers te leeren een ambacht gemeen’. “Dat glasraam is niet bewaard gebleven”, weet Sietske. “De ‘kamer van huisarmen’ hielp zoeken naar een meester en betaalde de kosten. Op het moment dat hun meester een brief schreef naar diezelfde kamer dat het knechtje ‘zijn kost waard was’, kregen ze een pak kleren mee en een drietal Brabantse gulden om op eigen benen te leren staan.”

Het Knechtjeshuis leverde goed werk. In de literatuur is vooral terug te vinden dat kansarmen in onderbetaalde jobs terechtkwamen, maar de knechtjes kregen een goede startpositie in veel verschillende stielen. “Omstreeks 1650 had Antwerpen nog een luxe-industrie en werden sommige knechtjes zelfs kunstschilders, diamantslijpers of ebbenhoutbewerkers. Stuk voor stuk prestigieuze en kunstzinnige beroepen, redelijk uniek voor kansarmen. Na 1750 ging het economisch heel slecht in Antwerpen, maar de positie van de jongens op de arbeidsmarkt ging erop vooruit. De aalmoezeniers deden hun werk. Dat zien we bij andere liefdadigheidsinstellingen niet terug in de Nederlanden.”

Bijna failliet

Toen eind 1680 de crisis Antwerpen in het hart raakte en de hele economie vertraagde, was er wel een dip voor de instelling. “In 1780 ging het zo slecht dat het Knechtjeshuis verlieslatend werd en op de rand van een faillissement stond. Opmerkelijk: de jongens en hun meesters verzetten zich tegen de aalmoezeniers. Anders waren ze gedoemd om boer te worden op het platteland. Stedelijke fabriekseigenaars steunden de knechtjes en samen slaagden ze erin om de instelling te redden.” De jongens waren het uithangbord voor de instelling en dus voor giften. En dat moest ook publiek zichtbaar zijn. Ze droegen verplicht een uniform: een bruine jas met vooraan en achteraan een rode Griekse A, een brede broek en een rode leren muts.

Sietske slaagde erin om diep te graven in het verleden van de knechtjes, maar toch zijn er nog veel mysteries. “We weten dat er in de negentiende eeuw een bakker was op de benedenverdieping”, vertelt architecte Eva. “Ook daar is niets van terug te vinden. Zelfs geen oven. Hetzelfde met de kapel waarvan sprake in de geschiedenis. En dan is er nog het pomphuis achter het Knechtjeshuis. Dat is er door de tijd heen bijgebouwd. Op zich is dat een erg vreemd gegeven, want het geheel staat scheef. We weten ook niet zeker uit welke tijd het dateert”, zegt Eva. “Het pomphuis wordt hersteld en opnieuw waterpas gezet. Dat het Knechtjeshuis vaak verbouwd en gerenoveerd is, is wel zeker. Ik schat dat er nog zo’n 30% authentiek is.” Want op het einde van de achttiende eeuw vormde het een gesloten complex met vier vleugels rond een binnenplaats. Toen in de negentiende eeuw de Stedelijke Nijverheidsschool haar intrek nam in het gebouw, werd het historische complex heringericht en uitgebreid door toenmalig stadsbouwmeester Gustave Royers. Zijn opvolger, Alexis van Mechelen, begon in 1913 met een nieuwe uitbreidingsfase. De oude bibliotheek uit 1920 is daar een van de mooiste voorbeelden van. “Die wordt volledig behouden, mits een grondige opfrissing.”

Architecturaal interessant

Eva: “Dit is een bijzonder interessant project voor ons. Stapsgewijs proberen we de geschiedenis van het pand te ontrafelen. Een belangrijk uitgangspunt van de restauratie is het herstellen van de zestiende-eeuwse structuur van het Knechtjeshuis. In de kelder en op de benedenverdieping willen we de oorspronkelijke ruimtelijkheid van het gebouw herstellen en er opnieuw twee grote doorlopende ruimtes van maken. De kelder met kruisgewelf wordt bovendien 60 centimeter uitgegraven tot het oorspronkelijke peil. Om vochtinsijpeling te voor-komen, is die door de eeuwen heen opgehoogd. Op de zolder, waar ook nog de restanten van een duplexverdieping te zien zijn, blijft de zestiende-eeuwse dakstructuur zichtbaar.” De ruimte blijft zoals ze is, maar aan de twee uiteindes worden twee duplexen gemaakt die dienen als vergaderruimte. Daar zijn bovendien de draagvloer en restanten van houten vloerplanken uit de zestiende eeuw teruggevonden. Beneden worden die balken langs onder weer zichtbaar gemaakt na een grondige behandeling. Dat wordt de blikvanger van het gebouw.

Met het onthaal op de benedenverdieping, ateliers op de zolder en een tentoonstellingsruimte in de kelder zorgen we ervoor dat het gebouw niet ingrijpend transformeert en de erfgoedwaarden zelfs worden versterkt.” Vast staat dat de beschermde voorgevel hoogstens gereinigd mag worden.

Alle nieuwe toevoegingen worden uitgevoerd in glas en staal. De gebouwen zijn geschikt rond twee binnenplaatsen. Die krijgen elk een andere invulling. Langs gebouw D komt een verharde binnenplaats en een groene tuin. Er wordt nu zo’n 7.500 vierkante meter aangepakt in de gebouwen A, B en C. Dat is ongeveer de helft van de totale oppervlakte van de site.

In de toekomst is het mogelijk om de site uit te breiden. Dat zijn de paarse onderdelen op de maquette. Het ontwerp stelt voor om twee atriumgebouwen toe te voegen: glazen binnenstraten die de gebouwen tot één geheel maken. Rond de atria zijn de laboruimtes geschikt. Vanuit de vier trapzalen in de vleugels A en C worden er toegangen gecreëerd naar de passerellen in de atria. De bruggen naar gebouw B doen dienst als centrale ontmoetingsruimtes. Ook de verbinding met het ‘aulagebouw’ R is belangrijk, niet alleen via de gelijkvloerse verdieping, maar ook op de etages. Langs deze verbindende as komt een kunstproject met honderd kijkkasten van de top 100 Belgische kunstenaars. De werkzaamheden zouden … worden opgeleverd.

Alle nieuwe toevoegingen aan de site Knechtjeshuis worden uitgevoerd in glas en staal en er komt een verharde binnenplaats en een groene tuin. Er wordt nu zo’n 7.500 m² aangepakt, maar dat is ongeveer de helft van de totale oppervlakte van de site rond het Knechtjeshuis.

In de toekomst is het mogelijk de site nog uit te breiden. Het ontwerp stelt alvast voor om in een later stadium nog twee atriumgebouwen toe te voegen: glazen binnenstraten die de gebouwen tot één geheel maken. Rond de atria zijn de laboruimtes geschikt. Vanuit de vier trapzalen worden toegangen gecreëerd naar de passerellen in de atria. In het schooljaar 2022-2023 plant UAntwerpen het gebouw open te stellen voor studenten. (Città 18 januari 2020. tekst: Saskia Casteleyns, foto: Felixarchief)